Ons huishouden bestaat officieel uit drie personen, maar we kunnen er gerust een paar niet-geregistreerde leden bij optellen. Job heeft begeleidsters die afwisselend na school (drie dagen per week) voor hem zorgen. Rob en ik zijn dan allebei aan het werk. Wie het eerst thuiskomt, treft dus altijd een dame bij Job op de bank.
In het begin vond ik dat ongemakkelijk. Het huis rook anders. De begeleidster zat in mijn huis met sloffen aan en ons kind op schoot. Soms voelde het alsof ik op bezoek kwam. Ik nam nog net geen bosje bloemen mee.
Tijdens sollicitatiegesprekken voor nieuwe begeleidsters stelde ik me dan ook altijd voor dat de kandidaat in kwestie binnenkort in ‘mijn’ hoek van de bank zou zitten. Wat vond ik daarvan? Dacht ik ‘gezellig’ dan zat het wel snor. Voelde ik een blok klei in mijn maag, dan was dat een teken om de dame vriendelijk naar buiten te bonjouren.
Inmiddels is Job 15 en weten we niet beter. Van ons huis hebben heel veel vrouwen een sleutel – we vragen er nooit een terug. Er slingeren handschoenen in de gang die niet van ons zijn, in de keuken zwerven Tupperware bakjes van onduidelijke herkomst. Privacy is een ruim begrip geworden. Maar zonder deze begeleidsters zouden Rob en ik niet buiten de deur kunnen werken. We zijn een klein dorpje geworden met Job als stamhoofd. Hij heeft genoeg liefde voor ons allemaal, wij delen de zorgen om hem.
De begeleidsters hebben nog een andere functie: ze voorkomen potentiële echtelijke ruzies. Blijkt ’s avonds het pak koekjes leeg of heeft iemand het laatste velletje wc-papier gebruikt, dan wijzen Rob en ik blind naar de begeleidster van dienst die zich niet kan verweren omdat ze al naar huis is. Heeft zij gedaan.